Een grote groep mensen is na beëindiging van de corona-maatregelen niet teruggekeerd in de sport. Het gaat met name om mensen met een lagere of middelbare opleiding* en jongeren tussen de 13 en 18 jaar. Hoger opgeleiden, kinderen in de basisschoolleeftijd en 65-plussers keerden relatief sneller terug in de sport. Er is in deze groepen een duidelijk zichtbaar herstelvermogen. Dat blijkt uit representatief onderzoek door Verian (voorheen Kantar Public) in opdracht van NOC*NSF over het gehele jaar 2022. In totaal zijn er 700.000 mensen die niet meer wekelijks sporten, terwijl ze dat voorheen wel deden.
Het rapport ‘Zo Sport Nederland 2022’, geeft duidelijk inzicht in de veranderingen die de coronaperiode teweeg heeft gebracht in ons sport- en sportief bewegingsgedrag. Positief is dat we massaal terugkeerden naar de sportclubs, sportscholen en zwembaden nadat de sport weer ‘open’ kon. Er is echter wel een groot verschil in herstel tussen verschillende groepen, zowel wat betreft leeftijd als opleidingsniveau. In vergelijking met 2019, de meting vóór corona, is het aantal mensen dat wekelijks sport vooral gedaald in de groep lager opgeleiden (min 7 procentpunt) en middelbaar opgeleiden (min 8 procentpunt). Kijkend naar leeftijd, is de daling met 9 procentpunt het sterkt in de groep 13 tot 18-jarigen. De jongste jeugd gaat weer terug richting het oude niveau, net als de hoger opgeleiden.
Marc van den Tweel, algemeen directeur NOC*NSF: “Het feit dat zoveel jongeren geen sportroutine meer kennen, is zeer zorgelijk. De impact van corona was juist in deze leeftijdsgroep al zo sterk. Ze vinden de weg naar de sport – individueel of in verenigingsverband – niet terug. Wij zullen alles op alles moeten zetten om het sportaanbod nog meer aan te passen aan de behoeften van deze groep. In sommige sporttakken zien we gelukkig dat dit werkt – neem bijvoorbeeld basketbal waar deelname in de groep vanaf 13 jaar juist stijgt.”
NOC*NSF ziet daarnaast de maatschappelijk toenemende tweedeling ook zichtbaar worden in de sport. Marc van den Tweel: “De sport staat voor kansengelijkheid. We zien nu groepen die in toenemende mate niet meer meedoen, niet het plezier en positieve effect van sport en sportief bewegen ervaren. Terwijl we zo’n fijn vertakte en unieke sportinfrastructuur hebben. Maar die infrastructuur rust wel op vrijwilligers. Die kunnen niet ook nog achterstandsbeleid ontwikkelen en uitvoeren. Voor optimaal rendement van ons sportlandschap moeten we verenigingen professioneel ondersteunen zodat ze beleidsmatig en intensief kunnen samenwerken met bijvoorbeeld gemeenten. Daar zijn de groepen waar het om gaat al in beeld.”
Positieve bevindingen zijn er zeker ook in het rapport ‘Zo Sport Nederland 2022’. Zo waarderen we sport en sportief bewegen soms nog meer dan voor corona. Het gemiddeld sportplezier blijft met een cijfer van 8,3 stabiel. Het samen sporten – specifiek in verenigingsverband – stijgt van een 8,4 in 2019 naar een 8,6 in 2022.
Binnen de sportdeelname zijn er in 2022 ook verschuivingen zichtbaar. Zo heeft het wandelen – dat enorme populariteit genoot tijdens de corona-periode – veel ingeleverd omdat mensen terug konden keren naar hun ‘oude’ sport. Dit is ook goed af te lezen uit het gedaalde ledental van de Koninklijke Nederlandse Wandelbond, die ons land tijdens de coronajaren creatief in beweging hield met o.a. de Avond4daagse home edition. Tennis, voetbal en golf daarentegen boekten winst: de KNLTB, KNVB en NGF verwelkomden gezamenlijk 83.000 nieuwe leden.